Menu

Reglement

Reglement vossenritten tevens handleiding voor het uitzetten 
(bijgewerkt september 2023)

Algemeen 
Het uitzetten van vossenritten (ook wel clubritten geheten) is een verantwoordelijke taak, omdat het verloop van de vossenritten mede het beeld bepaalt dat het publiek krijgt van onze vereniging (het visitekaartje).
De leeftijd van de leden loopt nogal uiteen, houdt daar dus rekening mee bij het uitzetten. Vergeet ook niet dat FTCW een fietstoerclub is en de leden in eerste instantie komen om te fietsen. Dat er zo af en toe enkele hindernissen in de route zijn verwerkt waarbij de deelnemers eventueel van de fiets moeten, is echter niet bezwaarlijk.
Deze twee belangrijke elementen -het leeftijdsverschil en primair willen fietsen- dienen de uitzetters steeds voor ogen te houden. Het spreekt vanzelf dat een uitzetter zich bij het uitzetten houdt aan de regels van de verkeerswetgeving, met het oog op de veiligheid.

Overige richtlijnen
1    Het uitpijlen 
1.1 Voor het uitzetten van de pijlen wordt alleen krijt van de vereniging gebruikt. Bij slecht weer kan in overleg met de coördinator eventueel vetkrijt worden gebruikt.
1.2 De pijlen worden rechts van de weg geplaatst en moeten vanuit de rijrichting duidelijk zichtbaar zijn. Indien er geen mogelijkheid is om pijlen op de weg te zetten, mogen bordjes gebruikt worden.
1.3 De pijlen moeten 2 tot 3 meter voor de bocht staan, tenzij dat door de situatie ter plekke niet mogelijk is.
1.4 Geen pijl bij bocht of kruising wordt in onze vereniging opgevat als: rechtdoor. Houd daar rekening mee bij het uitzetten.
1.5 De pijl heeft de volgende vorm: dus richtingaanduiding met een blok aan de staart. De pijl moet (van kop naar staart gemeten) minimaal een grootte hebben van 10 centimeter.
1.6 Stoplichten dienen zoveel mogelijk te worden vermeden. Dat mag echter niet leiden tot gevaarlijke situaties.
1.7 Particulier terrein dient zo weinig mogelijk gebruikt te worden en dan alleen met toestemming van de eigenaar.
1.8 Voetpaden moeten vermeden worden.
1.9 Het verlaten van een rotonde dient altijd te worden aangegeven.

2 De afstand 
2.1 De afstand van een vossenrit is minimaal ongeveer 35 km en niet langer dan 45 km, opdat iedereen om ongeveer 12.00 uur op Velo terug kan zijn.
2.2 Bij slecht weer de rit korter houden doch minstens 30 km en duidelijke pijlen (zie ook punt 1.1).
2.3 De afstand voor de jeugd onder begeleiding is maximaal 30 km en wordt door de uitzetters voor de start aan de begeleiders doorgegeven.

3 Het starten 
3.1 De deelnemers mogen vertrekken nadat de daartoe bevoegde persoon/personen, in overleg met de uitzetters, daarvoor toestemming heeft/hebben gegeven.
3.2 De verschillende categorieën starten afzonderlijk en bij voorkeur de snelsten het eerst.
3.3 De deelnemers rijden verplicht achter de voorrijder tot de eerste pijl.
3.4 Het is niet toegestaan om deel te nemen aan de vossenritten op een fiets met (mechanische) ondersteuning.
3.5 Deelnemers aan de vossenritten zijn verplicht een helm te dragen.

4 Het controleren 
4.1 Per rit zijn er maximaal 4 controleposten.
4.2 De uitzetters zijn verantwoordelijk voor het goed functioneren van de controleurs. Het aantrekken van controleurs gebeurt in overleg met de vossenritcoördinator.
4.3 Controleposten dienen voor de deelnemers zichtbaar en herkenbaar te zijn en moeten rechts van de weg in de rijrichting worden geplaatst, tenzij anders aangegeven.
4.4 De moeilijkheidsgraad van een rit mag zodanig zijn, dat bij het volgen van de route de controle-emmers worden gevonden en alleen gemist worden als niet de route wordt gevolgd doordat de deelnemer gaat "snijden" of een pijl over het hoofd ziet. (zie ook punt 7.4).
4.5 Elke controlepost moet bemand zijn.
4.6 De controle-emmer is rood en voorzien van een FTCW sticker.
4.7 Als controlemiddel tellen alleen de FTCW-controlekaartjes en deze dienen op de controlepost door de deelnemers in de controle-emmer te worden gedeponeerd.
4.8 Bij een eventuele startcontrole mag de controleur na het afnemen van de controle direct vertrekken. Bij volgende controleposten dient de controleur zodanig lang op de controlepost te blijven, dat elke deelnemer redelijkerwijs de post tijdig kan bereiken. Een controlepost (niet zijnde een startcontrole) blijft echter tenminste een half uur na het passeren van de eerste groepen deelnemers bemand. Ligt de controlepost binnen 5 km na de start, dan mag de controleur de post verlaten 15 minuten na het passeren van de eerste groepen deelnemers van de laatst gestarte categorie.
4.9 In verband met het bespoedigen van de uitslag dienen de controleurs de controlelijst zoveel mogelijk direct op de controlepost in te vullen.

5 De restemmer 
5.1 De restemmer dient bij de zoekopdracht "Zoek de Vos" rechts van de weg geplaatst te worden.
5.2 De deelnemers dienen eerst de overgebleven controlekaartjes in de restemmer te deponeren en daarna de vossenring in de vos.

6 De vos 
6.1 De vos dient binnen een fietsafstand van ongeveer 5 km vanaf het clubgebouw te staan. Afwijkingen daarvan dienen de uitzetters vooraf met de vossenritcoördinator te bespreken.
6.2 De vos mag hemelsbreed gemeten maximaal 100 meter van de zoekopdracht "Zoek de Vos" verwijderd staan en zodanig dat ook de jeugd de ring zonder problemen in de vossenpen kan deponeren.
6.3 De vos mag zodanig verstopt worden dat deze zonder extreem lang zoeken kan worden gevonden.
6.4 De vossenring mag pas in de vos gedeponeerd worden als de deelnemer de opdracht "Zoek de Vos" leesbaar in de rijrichting op zijn weg vindt en nadat hij de kaartjes die hij over heeft in de restemmer heeft gedeponeerd.
6.5 Voor de vos dient alleen de FTCW-vossenring gebruikt te worden. Andere voorwerpen tellen niet als bewijs dat desbetreffende deelnemer de vos heeft gevonden.
6.6 De deelnemer ontvangt slechts punten als de ring in de vossenpen is gedeponeerd, of door hem of haar zelf op VELO is ingeleverd.

7 De puntentelling 
7.1 Bij Tour 1, Tour 2, Tour 3 en de Veteranen is de puntentelling als volgt:
Nummer 1: 25 punten                 nummer 9: 11 punten
Nummer 2: 21 punten                 nummer 10: 10 punten
Nummer 3: 18 punten                 nummer 11: 9 punten
Nummer 4: 16 punten                 nummer 12: 8 punten
Nummer 5: 15 punten                 nummer 13 en volgend: 7 punten
Nummer 6: 14 punten                 
Nummer 7: 13 punten                 
Nummer 8: 12 punten                 
Wanneer je een controle mist maar wel de vos hebt gevonden (of de ring heeft ingeleverd na afloop) krijgt 3 punten.
Uitzetters/controleurs krijgen 12 punten.

7.2 Bij de jeugd is de puntentelling als volgt:
Nummer 1: 10 punten
Nummer 2: 9 punten
Nummer 3: 8 punten
Nummer 4: 7 punten
Nummer 5: 6 punten
Nummer 6 en volgend: 5 punten
De deelnemers die fout hebben gereden krijgen 3 punten.

7.3 De uitzetters en controleurs krijgen 12 punten. Als echter meer dan 60% (geldt niet in geval van art. 7.4) van Tour 1, Tour 2, Tour 3 en Veteranen tezamen de rit fout heeft gereden, krijgen de uitzetters en de controleurs maar 5 punten.
7.4 Als alle deelnemers in één van de categorieën een van de controles mist, wordt deze niet in de uitslag opgenomen.
7.5 Als een deelnemer de joker heeft ingezet, tellen zijn of haar behaalde dagpunten dubbel. De joker dient voor de aanvang van de rit te worden ingeleverd.
7.6 Er worden alleen punten toegekend als de ring voor het opmaken van de uitslag op de vos zit.
7.7 Nadat de laatste vossenrit is verreden worden voor alle deelnemers de 2 uitslagen geschrapt waarbij de minste punten zijn behaald.
7.8 Indien een deelnemer tijdens een rit minpunten heeft gekregen, wordt deze rit niet geschrapt.

8 Strafpunten 
De deelnemer krijgt 10 strafpunten indien hij of zij:
8.1 een verkeersovertreding begaat;
8.2 de ring al in de vossenpen heeft gedeponeerd en daarna terug gaat naar een gemiste controle;
8.3 de telefoon gebruikt om informatie over de vossenrit te verkrijgen;
8.4 de ring door een ander in de vossenpen laat deponeren;
8.5 zich zodanig misdraagt dat het verloop van de vossenrit en/of het plezier van de andere deelnemers wordt geschaad.
Voor de deelnemer die strafpunten krijgt, vervallen de op die dag behaalde gewone punten.

9 Promotie en degradatie
9.1 Aan het einde van het vossenritseizoen, nadat het eindklassement is opgemaakt vindt er promotie van deelnemers plaats.
9.2 Promotie vindt plaats in alle categorieën met uitzondering van de veteranen en jeugd.
9.3 De eerste drie posities van elke categorie worden gepromoveerd naar de hogere categorie (voor zover mogelijk).
9.4 Tenzij de deelnemer een andere categorie wenst, vindt instroom van nieuwe deelnemers plaats in Tour 3, met uitzondering van veteranen en jeugd.
9.5 Vrijwillige promotie/degradatie is niet mogelijk, en wordt slechts in speciale uitzonderingsgevallen toegestaan. Voor een eventuele speciale uitzondering dient door de betrokken deelnemer, voor de start van het nieuwe seizoen, een schriftelijk verzoek met onderbouwing bij de vossenritcoördinator ingediend te worden. De eindbeslissing met betrekking tot vrijwillige promotie/degradatie ligt altijd bij het bestuur.
9.6 In uitzonderlijke situaties kan het bestuur besluiten om af te wijken van de promotie/degradatie regeling. Zij zal dit, met opgaaf van reden, voor de start van het nieuwe seizoen, aan de betrokken deelnemer(s) schriftelijk kenbaar maken.
9.7 Indien het bestuur afwijkt van de promotie/degradatieregeling, kan zij ervoor kiezen de deelnemer met een negatief aantal punten het seizoen te laten starten. Als maximumaantal geldt hierbij 50 punten.
9.8 Promotie is bindend. Eventuele bezwaren kunnen schriftelijk via de vossenritcoördinator ingediend worden. De eindbeslissing met betrekking tot bezwaren ligt altijd bij het bestuur.

10 Geschillen 
10.1 In gevallen van verschil van mening tussen uitzetters/ controleurs en deelnemers, beslist de vossenritcoördinator eventueel in overleg met het bestuur.